Op het dashboard staan veel cijfers die informatie geven over de ontwikkeling van het coronavirus in Nederland. We houden zicht op het virus door trends te volgen in verschillende databronnen.
Per onderwerp geven we de volgende uitleg of informatie:
Waar komen de cijfers vandaan?
Bronvermelding en verwijzingen
Hoe komen de cijfers tot stand?
Uitleg over de onderzoeken en berekeningen
Aanpassingen en correcties
Welke wijzigingen zijn er wanneer gedaan op het dashboard door de tijd heen?
Om gemeenten met elkaar te kunnen vergelijken, rekenen we sommige cijfers om naar cijfers per 100.000 inwoners. Dat doen we zodat we grotere gemeenten en kleinere gemeenten beter met elkaar kunnen vergelijken.
Anders zouden bijvoorbeeld gemeenten als Amsterdam en Rotterdam altijd hoge cijfers hebben, omdat daar veel meer mensen wonen dan in kleinere gemeenten.
Rekenvoorbeeld In Katwijk hebben 47 inwoners een positieve testuitslag gehad op 65.995 inwoners. De rekensom is 47 / 65.995 x 100.000 ≈ 71,2. Per 100.000 inwoners hebben in Katwijk 71,2 inwoners een positieve testuitslag gehad.
In Amsterdam hebben 455 inwoners een positieve testuitslag gehad op 873.338 inwoners. De rekensom is 455 / 873.338 x 100.000 ≈52,1. Per 100.000 inwoners hebben in Amsterdam 52,1 inwoners een positieve testuitslag gehad.
In Nederland vinden er vaak samenvoegingen of splitsingen van gemeenten plaats.
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) verwerkt gemeentelijke herindelingen in de data die aangeleverd wordt voor het Coronadashboard.
Hoe komen de cijfers tot stand?
We passen op het dashboard de kaarten aan naar de gewijzigde grenzen. De cijfers van gemeenten die niet meer bestaan, worden toegevoegd aan de cijfers van de gemeenten waarmee ze zijn samengevoegd.
Patiënten in beeld Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) levert de cijfers over de leeftijden van opgenomen patiënten aan als open data.
Leeftijdsverdeling van de Nederlandse bevolking Cijfers over de leeftijdsverdeling van de bevolking komen uit open data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Patiënten in beeld In de data staan per leeftijdsgroep de weektotalen van de opnames die in die week hebben plaatsgevonden. Het wordt aangeleverd door Stichting Nationale Intensive Care Evaluatie (NICE) en bewerkt door het RIVM.
De grafieken bij ziekenhuis- en IC-opnames tonen die weektotalen. Om leeftijdsgroepen met elkaar te kunnen vergelijken, berekenen we aantallen per 1 miljoen mensen uit een specifieke leeftijdsgroep. De bevolkingsgrootte per leeftijdsgroep bepalen we aan de hand van de CBS-indeling.
Rekenvoorbeeld Het gemiddelde van het aantal positieve testen, van mensen 90 jaar en ouder, is 26,14 op 129.831 mensen uit de leeftijdsgroep 90+. De rekensom is 26,14 / 129.831 x 100.000 ≈ 20,13. Per 100.000 mensen uit de leeftijdsgroep 90+ zijn 20,13 mensen positief getest.
Door dit met alle leeftijdsgroepen te doen, kunnen we de groepen met elkaar vergelijken. Het landelijk gemiddelde in de leeftijdsgrafiek is het gemiddelde met alle gevallen waarvan de leeftijd bekend is.
Bij een vergelijking van bijvoorbeeld de leeftijdsgroep 90+ met het landelijk gemiddelde, bestaat dit landelijke gemiddelde uit alle leeftijdsgroepen inclusief die van 90+.
Aanpassingen en correcties
De laatste dagen in de grafiek zijn nog niet compleet. Het RIVM vult met terugwerkende kracht de cijfers aan en kan ook correcties doorvoeren.
Dagcijfers kunnen een wisselend beeld geven door verschillen in waarden. Om een duidelijker beeld van de trend te geven, tonen we ook een gemiddelde per zeven dagen. Dit gebeurt door alle zevendaagse rapporten op te tellen, te delen door zeven.
Rekenvoorbeeld
Op maandag is het gemiddelde over de laatste zeven dagen een gemiddelde van de afgelopen dinsdagtot en met deze maandag.
De rioolwatermetingen worden gedaan bij alle rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) in het hele land en geven informatie voor heel Nederland. Vanuit de RWZI’s gaan monsters van ongezuiverd rioolwater gekoeld naar het RIVM. Onderzoekers van het RIVM analyseren deze monsters en zoeken uit hoeveel coronavirusdeeltjes erin zitten. Voor elke locatie analyseren de onderzoekers gemiddeld drie keer per week (voorheen vier keer per week) rioolwater dat in 24 uur verzameld is.
Het duurt een aantal dagen voor de uitkomst van een onderzoek bekend is. Daarom staan op het dashboard geen metingen van de meest recente dagen.
Per week kan het aantal succesvolle metingen variëren. In de open data staat per datum bij welke locaties met succes gemeten is. Bij een meting kan het aantal virusdeeltjes in het rioolwater zo laag zijn, dat het niet gemeten wordt. Dan staat de meetwaarde op 0. Het rioolwateronderzoek is nog in ontwikkeling.
Het CBS heeft in samenwerking met de waterschappen het aantal aangesloten inwoners per RWZI in kaart gebracht. Dit stelt het RIVM in staat om het aantal virusdeeltjes per 100.000 inwoners te berekenen. Om gemeenten met elkaar te kunnen vergelijken, kijken we hoeveel virusdeeltjes er gemiddeld zijn per 100.000 mensen. Als er in 1 bepaalde gemeente precies 100.000 mensen zouden wonen, zou het gemiddeld aantal virusdeeltjes getoond op het dashboard bij die gemeente x 100 miljard zijn.
Verwijderen extreem hoge metingen uit datasets Het RIVM heeft in een aantal gevallen, samen met het ministerie van VWS, besloten metingen uit de open data te halen. De uitkomst van deze metingen waren zeer hoog en weken sterk af van de regionale en landelijke trends in het rioolwateronderzoek. Ook lieten andere indicatoren, zoals het aantal positieve testen, een ander beeld zien.
Het is uitvoerig onderzocht door het RIVM en blijft een doorlopend onderzoek . Het RIVM heeft een protocol vastgesteld hoe met dit soort hoge waarden om te gaan. 6 februari 2023 Wijziging aantal metingen per week Het RIVM heeft aantal metingen per locatie teruggebracht van 4 naar 3 per week. Dit is voldoende om zicht te houden op het virus.
30 december 2022 Nieuw bestand CBS inwoners Het RIVM gebruikt een nieuwe versie van het bestand van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), waarin het aantal inwoners per verzorgingsgebied van rioolwaterzuiveringsinstallaties beschreven staat. De nieuwe cijfers in deze versie zijn met terugwerkende kracht doorgevoerd over alle rioolwatermetingen uit 2022.
26 september 2022 Regenval zorgt voor afwijkingen in metingen alle RWZI's De uitkomsten van de rioolwatermetingen van maandag 26 september 2022 geven volgens het RIVM geen goed beeld van de hoeveelheid virusdeeltjes in het riool. Dit komt omdat er in het hele land veel regen is gevallen tijdens het nemen van de monsters. Daarom zullen deze metingen niet in de open data gepubliceerd worden.
18 augustus 2022 Verwijdering hoge metingen alle data RWZI Katwoude Vanaf 18 augustus 2022 is er geen rioolwatermeting meer voor de RWZI Katwoude te zien. Ook worden de rioolwatermetingen van RWZI Katwoude met terugwerkende kracht niet meer in de berekeningen meegenomen. 4 mei - 24 juni 2022 Geen meetgegevens RWZI Zeewolde Tussen 4 mei en 24 juni 2022 zijn geen meetgegevens bekend van de rioolwaterzuiveringsinstallatie Zeewolde vanwege technisch onderhoud.
3 februari 2022 Verwijdering hoge metingen uit dataset
8 november 2020 RWZI Beilen
21 februari 2021 RWZI Dokhaven
21 maart 2021 RWZI Veenendaal
22 juli 2021 RWZI Ameland
Alle data van RWZI Woerden
31 augustus 2021 Afwijkende meting locatie Dinther Op 31 augustus 2021 publiceerde het dashboard een meting van 26 augustus 2021 van meetlocatie Dinther met een heel hoge uitkomst. Deze meting zorgde ook voor een grote stijging van de landelijke cijfers. Omdat de waarde zo extreem was en het RIVM na kwaliteitscontroles en onderzoek geen verklaring heeft gevonden, heeft het RIVM de meting op 1 september 2021 uit de gegevens gehaald. Het RIVM heeft nader onderzoek gedaan naar andere metingen uit dezelfde periode. De uitkomsten van monsters van 25 augustus 2021 en 30 augustus 2021 staan op het dashboard.
4 maart 2021 Berekeningen voor gemeenten zonder eigen RWZI Vanaf 4 maart 2021 berekent het dashboard ook voor gemeenten die geen eigen rioolwaterzuivering hebben hoeveel virusdeeltjes er in het rioolwater zitten. Dit doen we door de metingen van de rioolwaterzuiveringen te gebruiken waar deze gemeenten op aangesloten zijn en door te kijken naar de bevolkingscijfers van het CBS. Ook zijn tegelijkertijd andere berekeningen aangepast. Bekijk de alinea ‘Hoe komen de cijfers tot stand’ voor de rekenmethode.
5 oktober 2020 en 7 december 2020 Opheffing meetlocatie Aalst en Lienden In 2020 zijn twee meetlocaties opgeheven en de gebieden hiervan zijn overgenomen door twee andere locaties. In de week van 5 oktober 2020 is locatie Aalst door Zaltbommel overgenomen, en in de week van 7 december 2020 is locatie Lienden door Tiel overgenomen. Hierdoor wordt vóór deze weken met een verlaagd inwoneraantal gerekend voor locatie Zaltbommel en Tiel.
Zelfgerapporteerde positieve testen De cijfers over het percentage deelnemers aan Infectieradar dat een positieve testuitslag meldde, komen van het RIVM. De data is beschikbaar als open data en gepresenteerd op de website van Infectieradar.
Zelfgerapporteerde positieve testen Deelnemers aan Infectieradar worden wekelijks gevraagd om een korte vragenlijst in te vullen. In deze vragenlijst wordt gevraagd naar klachten die te maken kunnen hebben met het coronavirus.
Voor het berekenen van het percentage positieve testuitslag worden alleen de deelnemers meegenomen die in die kalenderweek tenminste één vragenlijst hebben ingevuld. Een kalenderweek loopt van maandag tot en met zondag. Vragenlijsten en positieve testen van nieuwe deelnemers worden in de eerste week van hun deelname nog niet meegenomen.
De uitslagen van de ingestuurde neus- en keelmonsters van het zelftest-onderzoek dat sinds september 2022 loopt, worden niet meegenomen bij de berekening van het percentage positief.
Waar komen de cijfers vandaan? De cijfers over het reproductiegetal komen van het RIVM. Deze data zijn beschikbaar als open data. Het reproductiegetal (R) is geen exacte waarde, maar een betrouwbare berekening.
Hoe komen de cijfers tot stand? Om het reproductiegetal R te berekenen, is het aantal gevallen van COVID-19 dat toeneemt in de tijd nodig. Hiervoor gebruikt het RIVM het aantal gemelde COVID-19 gevallen per dag in Nederland. Daarnaast wordt gekeken wat de tijd is tussen de eerste ziektedag van een COVID-19 patiënt en de eerste ziektedag van zijn of haar besmetter. Op basis van de gegevens uit Nederland weten we dat de gemiddelde tijd 4 dagen is. Hiervoor is er een bestaande methode om het reproductiegetal te schatten.
De cijfers over ziekenhuisopnames lopen altijd een beetje achter, omdat op de eerste ziektedag van een patiënt nog niet duidelijk is of die patiënt in het ziekenhuis gaat worden opgenomen. Soms worden meldingen wat later doorgegeven of gewijzigd. Het RIVM houdt rekening met deze rapportagevertraging. De schattingen van de R langer dan 14 dagen geleden, zijn betrouwbaar. Als de R gebaseerd is op gegevens van minder dan 14 dagen geleden zijn de onzekerheden groter. ‘De ‘R’ van vandaag’ laten we daarom niet zien, daarvoor zijn de onzekerheden te groot.
De gegevens die worden gebruikt voor de berekening van R:
Gegevens van de Nationale Intensive Care Evaluatie (NICE). Dit zijn cijfers over het aantal ziekenhuisopnames in Nederland en het aantal opnames op de intensive care.
Gegevens van de GGD(Gemeentelijke Gezondheidsdienst)'en. Zij zetten informatie over nieuwe patiënten met COVID-19 in het systeem OSIRIS(information system) information system . Daarbij geven zij het aantal nieuwe patiënten aan, wat hun de eerste ziektedag is, de mogelijke besmettingsbron en het aantal mensen dat in het ziekenhuis werd opgenomen. Alle gegevens komen via OSIRIS bij het RIVM. Het RIVM beheert dit systeem en werkt aan het toegankelijk maken van deze gegevens.
Vanaf 15 maart 2023 wordt het reproductiegetal weer berekend op basis van COVID-19 ziekenhuisopnames volgens de NICE ziekenhuisregistratie. Van 13 juni 2020 t/m 14 maart 2023 werd het reproductiegetal berekend op basis van COVID-19 meldingen aan de GGD. Het aantal meldingen wordt echter sterk bepaald door het testbeleid, en is door het aangepaste testbeleid en het sluiten van de GGD teststraten per 17 maart 2023 minder geschikt als basis voor het berekenen van het reproductiegetal. Tot en met 12 juni 2020 werd het reproductiegetal ook berekend op basis van ziekenhuisopnames, maar toen zoals gemeld aan de GGD.
Hoe komen de cijfers tot stand? In Nederland doet het RIVM onderzoek naar varianten van het coronavirus. Dit gebeurt in de kiemsurveillance. Eind 2020 is het RIVM daarmee gestart. Het RIVM onderzoekt wekelijks een steekproef van monsters van positieve testuitslagen die het ontvangt van allerlei laboratoria in Nederland. Per week worden ongeveer 1.500 monsters onderzocht.
Als het RIVM weet hoe groot het aandeel van elke variant is, wordt berekend hoe snel de aantallen van verschillende varianten naar verwachting toenemen. Daarmee kan het RIVM inschatten wat het aandeel van een variant in de toekomst zal zijn. Elke week als er nieuwe gegevens binnenkomen, worden deze gegevens getoetst aan de verwachting. Zo wordt de verwachting steeds betrouwbaarder. De cijfers die wij op het dashboard tonen, zijn echter niet de verwachtingen van het RIVM, maar de gegevens afkomstig uit het kiemsurveillance-onderzoek. Het uitvoeren van het onderzoek, het klaarmaken van de monsters en het verwerken van de gegevens kost tijd. De cijfers van de laatste weken zijn daarom nog niet compleet en tonen wij niet op het dashboard. Het gebeurt daarom geregeld dat het RIVM, en de media die vaak berichten over de verwachting van het RIVM, een ander percentage van een variant noemen dan het dashboard op dat moment laat zien.
De data uit de kiemsurveillance worden elke vrijdag bijgewerkt. Aantallen kunnen per week afwijken ten opzichte van vorige publicaties. Dit kan komen door aanpassingen in de afnamedatum van monsters of door een wijziging van het monster in het registratiesysteem. Data kunnen in de laatste weken nog niet volledig zijn en met een volgende publicatie nog worden aangevuld. De gegevens op het dashboard worden met terugwerkende kracht aangepast.
Varianten op het dashboard In de tabel op het dashboard worden de zorgelijke varianten (Variants of Concern) en ‘interessante’ varianten (Variants of Interest) getoond. Het Europese centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC, European Centre for Desease Prevention and Control) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO, World Health Organization) beschouwen een variant als Variant of Concern als de variant besmettelijker is, mensen zieker maakt of als vaccins minder effectief zijn tegen de variant. Een Variant of Interest is een variant waarvan meerdere besmettingen in een bepaalde situatie of cluster zijn ontdekt of die in meerdere landen is gevonden.
In de grafiek op het dashboard staan alleen de varianten die het ECDC als zorgelijk beschouwt, de Variants of Concern dus. Deze varianten worden gevolgd en in kaart gebracht, vanwege hun mogelijke risicovolle kenmerken. Het RIVM volgt de richtlijnen van het ECDC en de WHO hierin. De varianten die niet apart worden getoond in de grafiek worden in de categorie ‘overige varianten’ vermeld.
Aanpassingen in grafiek Vanaf 3 september 2021 beschouwen ECDC en de WHO de alfavariant niet meer als een zorgelijke variant, maar als een Variant of Interest. Sinds die datum verwerkt het RIVM de variant in de dataset als Variant of Interest. In de grafiek ‘Varianten van het coronavirus door de tijd heen’ worden deze varianten vermeld onder ‘overig’. Om die reden was de variant tussen 3 september en 28 oktober 2021 niet zichtbaar in de grafiek.
Omdat de alfavariant een zorgelijke variant (Variants of Concern) is geweest en bijna een half jaar de dominante variant is geweest, wordt voor deze variant een uitzondering gemaakt. Vanaf 28 oktober 2021 is de alfavariant weer zichtbaar in de grafiek.
Hoe komen de cijfers tot stand? Het CBS publiceert wekelijks het totaal aantal overleden mensen en vergelijkt dit aantal met het verwachte aantal overlijdens. Er is sprake van oversterfte als meer mensen overlijden dan verwacht. De verwachte sterfte is dus de sterfte die je zou verwachten als er geen corona-epidemie was geweest. Hierbij wordt rekening gehouden met onder meer vergrijzing, migratie en vergeleken met de waargenomen sterfte in de voorgaande jaren. De verwachte sterfgevallen per week zijn onderdeel van een prognose die het CBS één keer per jaar maakt.
Het verwachte aantal overledenen heeft een bandbreedte met een boven- en ondergrens (interval). Het CBS spreekt pas van oversterfte als het aantal sterfgevallen boven die bandbreedte ligt. Daarbinnen kan het een gewone schommeling zijn.
Het LCPS heeft de definities aangepast. Een ontlabelde patiënt wordt per 12 december 2022 niet meer als COVID-bezetting gerekend als de patiënt met een indicatie COVID is opgenomen en binnen dezelfde opnameperiode of in het tijdsbestek van één maand als negatief en/of zonder besmettingsrisico is. Eerder werden ontlabelde patiënten weergegeven als COVID-bezetting.
Waar komen de cijfers vandaan? Bedbezetting per dag en door de tijd heen
De cijfers over de bezetting van ziekenhuisbedden en IC bedden komen van het LCPS. Deze data zijn beschikbaar als open data. Per 1 juli 2021 baseert het LCPS de cijfers in het weekend op (historische) gegevens die bij het LCPS bekend zijn.
Hoe komen de cijfers tot stand? Bezetting ziekenhuisbedden
Het LCPS registreert hoeveel bedden op de verpleegafdelingen bezet zijn door COVID-19-patiënten. De gegevens vóór 1 juni 2020 zijn mogelijk minder betrouwbaar, omdat het LCPS toen nog bezig was de registratie op te zetten. Het LCPS verzamelt sinds oktober 2020 ook cijfers over nieuwe ziekenhuisopnames.
Bezetting IC-bedden
In de data van het LCPS staan zowel het aantal IC-bedden bezet door COVID-19-patiënten, als het aantal IC-bedden bezet door overige patiënten. De bezetting van IC-bedden is exclusief eventuele Nederlandse patiënten in Duitsland. Dat is omdat dit cijfer primair bedoeld is om capaciteit op Nederlandse IC’s te tonen. De gegevens vóór 1 juni 2020 zijn mogelijk minder betrouwbaar, omdat het LCPS toen nog bezig was de registratie op te zetten.
Verschillen tussen de cijfers Er zijn verschillen tussen de registratiesystemen van LCPS en NICE. Het systeem van LCPS richt zich op de bedbezetting (capaciteit), het systeem van NICE op patiënten. Een toename van de bezetting zegt maar voor een deel iets over het aantal nieuwe patiënten. Zo is een bed bijvoorbeeld niet meteen beschikbaar als er een patiënt is ontslagen. Ook is het mogelijk dat één bed gedurende de dag door meerdere patiënten bezet wordt. Beide dataverzamelingen bevatten dus verschillende gegevens en dienen andere doelen. De cijfers zijn niet zonder meer uitwisselbaar.
Waar komen de cijfers vandaan? Patïenten per leeftijdsgroep door de tijd heen De cijfers over het aantal opgenomen patiënten in het ziekenhuis en op de IC komt van het RIVM. Deze data is beschikbaar als open data.
Hoe komen de cijfers tot stand? Het RIVM baseert zich op informatie die wordt verzameld door Stichting NICE (Nationale Intensive Care Evaluatie). De stichting verzorgt de registratie van COVID-19-patiënten op de Intensive Care (IC) en verpleegafdelingen. De cijfers bevatten zowel patiënten die op de verpleegafdeling zijn opgenomen als patiënten die rechtstreeks op de IC zijn opgenomen. Patiënten kunnen ook buiten hun regio opgenomen worden.
Op het dashboard tonen we het gemiddelde aantal mensen dat per dag met COVID-19 is opgenomen in het ziekenhuis en de IC. Dit is een gemiddelde van zeven dagen. De meest recente dagen tellen niet mee in het gemiddelde, omdat de cijfers over deze dagen nog niet compleet zijn. In de grafiek ‘Patiënten door de tijd heen’ staat naast het gemiddelde ook het daadwerkelijke aantal ziekenhuisopnames en IC-opnames) per dag.
De kaart met cijfers per gemeente is gebaseerd op opnamedatum, de datum waarop de patiënt is opgenomen in het ziekenhuis. Het kan voorkomen dat ziekenhuisopnames later gemeld worden. Doordat er elke dag meldingen ontbreken én meldingen bijkomen van eerdere dagen, geeft de kaart toch een goed beeld van de dagelijkse ziekenhuisopnames.
De aantallen zijn relatief (per 100.000 inwoners) vanwege het verschillende aantal inwoners per gemeente. De opnames worden vaak een paar dagen later gemeld.
Het LCPS verzamelt sinds oktober 2020 ook cijfers over nieuwe ziekenhuisopnames. Er zijn verschillen tussen de registratiesystemen van LCPS en NICE. Het systeem van LCPS richt zich op de bedbezetting (capaciteit), het systeem van NICE op patiënten. Een toename van de bezetting zegt maar voor een deel iets over het aantal nieuwe patiënten. Zo is een bed bijvoorbeeld niet meteen beschikbaar als er een patiënt is ontslagen. Ook is het mogelijk dat één bed gedurende de dag door meerdere patiënten bezet wordt. Beide dataverzamelingen bevatten dus verschillende gegevens en dienen andere doelen. De cijfers zijn niet zonder meer uitwisselbaar.
Aanpassingen in de cijfers Tot en met 16 december 2020 gebruikte het dashboard cijfers uit de Osiris database. De gegevens in Osiris zijn voornamelijk afkomstig van de GGD’en. Osiris kent echter een aanzienlijke onderrapportage van ziekenhuisopnames doordat de GGD’en niet altijd meer informatie krijgen over ziekenhuisopnames van COVID-patiënten. Het bestand van NICE is completer, maar hanteert ook een ruimere definitie van ziekenhuisopname. Osiris neemt alleen de patiënten mee die vanwege COVID-19 in het ziekenhuis liggen, terwijl NICE ook ziekenhuisopnames rapporteert van patiënten met COVID-19, maar die om een andere reden in het ziekenhuis zijn opgenomen.
Correctie Door een correctie in het registratiesysteem van het Albert Schweitzer Ziekenhuis (regio Dordrecht) zijn 355 ziekenhuisopnames en 30 IC-opnames verdeeld over de periode van 1 januari 2021 tot 27 juli 2021 onterecht gemeld. De cijfers vallen lager uit. Deze zijn op 28 juli 2021 met terugwerkende kracht op het dashboard bijgewerkt.
Locatie van opgenomen patiënten Tot en met 24 november 2021 waren de cijfers gebaseerd op meldingsdatum (ziekenhuisopnames die op één dag gemeld zijn bij Stichting NICE). Vanaf 25 november 2021 gebruikt het dashboard cijfers die gebaseerd zijn op opnamedatum (de datum waarop de patiënt is opgenomen in het ziekenhuis).
Per 1 januari 2023 wordt bij een positieve testuitslag niet meer bijgehouden of een 70-plusser thuiswonend of een bewoner van een verpleeghuis is.
Deze informatie werd door de GGD’en verzameld en was een belangrijke informatiebron in een eerder stadium van de COVID-19 pandemie.
Ondertussen zijn er andere monitoringsinstrumenten en informatiebronnen (zoals Infectieradar, rioolwater- en kiemsurveillance en ziekenhuisregistraties) belangrijk geworden of verder ontwikkeld.
Vanaf 10 januari 2023 worden positief geteste mensen wel gerapporteerd als bewoner van een verpleeghuis mits de postcode van deze persoon overeenkomt met de locatie van een verpleeghuis.
Het onderdeel Verpleeghuislocaties met positieve testen blijft bijgewerkt worden op deze pagina Kwetsbare groepen en 70-plussers.
Als de epidemiologische situatie verandert en extra databronnen nodig zijn, dan kunnen de GGD’en gevraagd worden om weer aanvullende informatie aanleveren.
Waar komen de cijfers vandaan? De cijfers over de verpleeghuiszorg zijn afkomstig van het RIVM. Het RIVM levert de cijfers aan als open data.
Hoe komen de cijfers tot stand? Positief geteste bewoners Het RIVM merkt een persoon als een verpleeghuisbewoner aan als deze volgens de gegevens van het centrale administratiesysteem OSIRIS een bewoner is van een verpleeghuis of van een woonzorgcentrum voor ouderen. De GGD vraagt voor iedere nieuw positief geteste persoon of dit een verpleeghuisbewoner of een bewoner van een woonzorgcentrum voor ouderen is. Als niet bekend is of een persoon in een verpleeghuis of in een woonzorgcentrum voor ouderen woont, gebruikt het RIVM de oude definitie (zie hieronder bij 'Veranderingen in de cijfers').
Verpleeg- en verzorgingshuizen met positieve testen Het RIVM heeft het totaal aantal verpleeghuislocaties per regio bepaald op basis van de lijst van Zorgkaart Nederland. Verpleeghuizen met dezelfde postcode rekent het RIVM tot één verpleeghuislocatie. Het RIVM volgt hierbij dezelfde logica als bij het bepalen van het aantal besmette locaties. Het totaal aantal verpleeghuislocaties per regio is nodig om het percentage besmette verpleeghuislocaties te berekenen. Voor het landelijke totaal van verpleeghuislocaties tellen we de totalen van alle regio's bij elkaar op.
Gemiddelde over 7 dagen In de grafiek over het aantal positief geteste bewoners en in de grafiek over het aantal overleden bewoners tonen we ook een gemiddelde over 7 dagen.
Veranderingen in de cijfers november 2021 Tot eind september 2020 gebruikte het RIVM een definitie (zie hieronder bij 'Oude definitie') om te bepalen of een positief getest persoon verpleeghuisbewoner is. Dit leidde tot een incompleet aantal besmette verpleeghuislocaties. Sinds 1 juli 2020 registreren de GGD'en bij iedere melding of een nieuw besmette persoon in een verpleeghuis woont. Het RIVM gebruikt deze registratie sinds 29 september 2020. De cijfers op het dashboard geven vanaf dat moment – met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2020 – een veel beter beeld van het werkelijke aantal besmette personen en verpleeghuislocaties. Voor meldingen van positief geteste bewoners zonder vermelde eerste ziektedag wordt door het RIVM een berekende eerste ziektedag vastgesteld. Vanaf 16 juli 2021 is deze rekenmethode aangepast. De cijfers van het aantal besmette locaties zijn met terugwerkende kracht aangepast op het dashboard.
Vanaf begin november 2021 worden in de meeste gevallen personen ingedeeld als bewoner van een verpleeghuis of woonzorgcentrum op basis van de postcode (bijv. 1234AB) en een leeftijd van boven de 70 jaar, in plaats van een systematische navraag door de GGD. Dit is het gevolg van een afgeschaald Bron- en Contactonderzoek.
Oude definitie Volgens de oude definitie is iemand een verpleeghuisbewoner als deze persoon voldoet aan een van de volgende voorwaarden:
OSIRIS kan de persoon op basis van de postcode koppelen aan een bekende verpleeghuislocatie of een woonzorgcentrum voor ouderen.
OSIRIS kan de persoon op basis van de postcode koppelen aan een plaats waar de besmetting mogelijk heeft plaatsgevonden met de naam 'verpleeghuis' of een daaraan gerelateerde term.
OSIRIS kan de persoon aan de hand van een andere term in het systeem in verband brengen met een verpleeghuis of woonzorgcentrum voor ouderen.
Daarnaast moet de persoon voldoen aan elk van deze voorwaarden:
Het RIVM levert cijfers over de vaccinatiegraad en het aantal gevaccineerde mensen. Het RIVM levert de totale vaccinatiegraad in Nederland ook aan het European Center for Disease Preventrion and Control (ECDC). Het ECDC toont de coronacijfers per EU-land.
Welke coronacijfers worden getoond op het dashboard?
Basisserie coronaprikken Op het coronadashboard laten we zien hoeveel mensen de basisserie coronaprikken deels hebben gehad en hoeveel mensen de basisserie prikken hebben gehad. Basisserie betekent:
1 prik met het Janssen-vaccin gehad, of
2 prikken (BioNTech/Pfizer, Moderna, AstraZeneca of Novavax), of
2 prikken gehad van verschillende vaccins, of
corona gehad en 1 prik
Mensen met een ernstige afweerstoornis hebben een 3e prik aangeboden gekregen. Voor deze groep is de 3e prik onderdeel van de basisserie.
Sinds 14 maart 2022 registreren de GGD en andere uitvoerders het aantal mensen dat een Novavax-vaccin heeft gehad. Novavax is een eiwit-vaccin en daarmee een alternatief voor mensen die geen mRNA-vaccin of vector-vaccin willen, of die om medische redenen niet mogen krijgen. Novavax is beschikbaar voor mensen van 18 jaar en ouder. Het vaccin is niet beschikbaar als booster.
Herhaalprik tegen corona Iedereen van 12 jaar en ouder kan in het najaar een herhaalprik tegen corona krijgen met vernieuwde vaccins. Dit kan helpen om een opleving van het coronavirus tegen te gaan. Mensen met een hoger risico om ernstig ziek te worden door corona en zorgmedewerkers met patiënten- of cliëntencontact zijn als eerste aan de beurt. Zij krijgen sinds 13 september 2022 een uitnodiging. Daarmee kunnen zij op afspraak bij de GGD’en terecht voor de herhaalprik. Daarna kan iedereen vanaf 12 jaar die dat wil uit voorzorg een herhaalprik krijgen als zij aan de beurt zijn. Dit kan vanaf 3 maanden na de laatste coronaprik of coronabesmetting. Om de herhaalprik te kunnen halen moet de basisserie van de coronavaccinatie zijn afgerond. De basisserie bestaat uit: • 2 prikken met het vaccin van BioNTech/Pfizer, Moderna, Novavax of AstraZeneca, of; • 1 prik na een coronabesmetting, of; • 1 prik met Janssen.
Herhaalprik tegen corona beschermt bij opleving van het coronavirus In het najaar en in de winter kan het coronavirus opleven. Hoe meer mensen de herhaalprik halen, hoe beter een opleving van het coronavirus kan worden afgeremd. De herhaalprik tegen corona kan: • beschermen tegen ernstige ziekte, ziekenhuisopname of overlijden door corona; • helpen voorkomen dat de zorg het te druk krijgt; en • helpen om onder andere bedrijven, horeca en sportscholen open te houden doordat minder mensen ziek worden.
Volgorde vaccinatie vanaf 19 september 2022 Mensen met een hoger risico om ziek te worden en zorgmedewerkers met patiënten- of cliëntencontact worden sinds 13 september als eerste uitgenodigd. U ontvangt een uitnodigingsbrief voor de herhaalprik. Mensen met een hoger risico om ziek te worden zijn: • mensen vanaf 60 jaar; • mensen vanaf 12 jaar tot en met 59 jaar die jaarlijks worden uitgenodigd voor de griepprik; • bewoners van zorginstellingen; • mensen met het syndroom van Down.
Basisserie + 1 vaccinatie (eerder boosterprikken) Vanaf 18 november 2021 is het boosterprogramma (basisserie +1 vaccinatie) gestart voorheen booster genoemd.
Op het dashboard was te zien welk percentage van de groepen 18 jaar en ouder en 12 jaar en ouder een boosterprik heeft gehad.
De boosterprik werd gegeven 3 maanden na de laatste coronaprik en was bedoeld om de bescherming tegen corona hoog te houden. Het getoonde getal was het totaal aantal boosterprikken dat is gezet door de GGD en door overige uitvoerders (denk aan ziekenhuizen en verpleeghuizen).
De GGD registreerde vanaf 18 november 2021 hoeveel boosterprikken er werden gezet (bij de GGD-locaties en door andere uitvoerders zoals ziekenhuizen) en gaf dit door aan het RIVM. Naast de GGD'en zetten ook overige uitvoerders (zoals ziekenhuizen) boosterprikken. Tot dinsdag 1 januari 2022 werd het aantal gezette boosterprikken door deze overige uitvoerders geschat. Sinds deze datum werd het daadwerkelijke aantal gezette boosterprikken getoond.
De boostervaccinatiegraad voor de 12-plus bevolking in Nederland werd per 24 maart 2022 getoond. De boostervaccinatiegraad voor 12- tot 17-jarigen werd per 12 mei 2022 niet meer getoond omdat een aparte categorie onvoldoende toevoegde aan de data over de 12-plus bevolking.
Vaccinatiegraad per leeftijdsgroep Deze tabel toont hoeveel procent van alle mensen in een leeftijdsgroep de basisserie coronaprikken heeft afgerond en hoeveel procent ook een herhaalprik tegen corona heeft gehad.
Bij de leeftijdsgroep 5- tot 11-jarigen wordt geen data over de herhaalprik tegen corona getoond (lege balk) omdat deze voor hen niet wordt aangeboden (deze kinderen komen wel in aanmerking voor de basisserie).
Derde coronaprik Mensen met een ernstige afweerstoornis hebben een 3e prik aangeboden gekregen. Voor deze groep is de 3e prik onderdeel van de basisserie. Na deze 3e prik uit de basisserie kwam deze groep ook in aanmerking voor een boosterprik en een herhaalprik.
De GGD hield van 6 oktober 2021 tot 31 maart 2022 bij hoeveel 3e prikken werden gezet. Per die datum wordt dat niet meer bijgehouden omdat vrijwel iedereen uit deze groep inmiddels de gelegenheid heeft gehad om een 3e prik te halen. In totaal kregen tot 31 maart 2022 133.380 mensen een 3e prik.
Basisserie + 2 vaccinatie (voorheen herhaalprik) Vanaf 28 februari 2022 kwamen personen van 60 jaar en ouder en specifieke groepen in aanmerking voor een herhaalvaccinatie (basisserie +2 vaccinatie) voorheen herhaalprik genoemd.
Het dashboard liet zien hoeveel mensen een herhaalprik tegen corona hebben gehad. Bepaalde groepen mensen konden 3 maanden na hun boosterprik een herhaalprik krijgen. Het ging om 60-plussers, mensen met Down, mensen met een ernstige immuunstoornis en bewoners van verpleeghuizen. Deze herhaalprik moest de bescherming tegen corona weer op peil brengen. De herhaalprik was geen onderdeel van de basisserie coronaprikken.
Hoe komen de cijfers tot stand?
Vaccinatiegraad Het RIVM baseert de cijfers over de totale landelijke vaccinatiegraad tot nu toe op het aantal gezette coronaprikken, omdat de gemelde prikken in het COVID-vaccinatie Informatie- en Monitoringsysteem (CIMS) eerder niet compleet genoeg waren. Omdat de vaccinatiegraad deels gebaseerd is op berekeningen, kan de werkelijke vaccinatiegraad iets anders zijn.
De cijfers over de vaccinatiegraad per leeftijdsgroep en de vaccinatiegraad per gemeente komen uit CIMS. Het RIVM registreert in CIMS hoeveel mensen de basisserie coronaprikken deels hebben gehad en hoeveel mensen de basisserie coronaprikken hebben gehad.
Als in een bepaalde bevolkingsgroep de vaccinatiegraad heel hoog of juist heel laag is, kan dit herleidbaar zijn tot personen. Vanwege de privacy toont het dashboard in die gevallen daarom 'meer dan 95%' of 'minder dan 5%' in plaats van een precies percentage.
Vaccinatiegraad per leeftijdsgroep en per gemeente en aantal mensen dat basisserie coronaprikken heeft gehad in werkelijkheid hoger De vaccinatiegraad per leeftijdsgroep en per gemeente ligt in werkelijkheid hoger dan op het dashboard staat. Dat komt omdat in CIMS alleen de prikken zijn geregistreerd die zijn gezet bij mensen die toestemming hebben gegeven voor deze registratie.
Voor de leesbaarheid gebruikt het dashboard afgeronde getallen voor de vaccinatiegraad per leeftijdsgroep en per gemeente. We ronden alle getallen naar beneden af.
Wachttijd na laatste coronaprik Op het dashboard is de basisserie coronaprikken afgerond direct na de laatste prik. Het dashboard houdt dus geen rekening met de wachttijd na de laatste coronaprik. In Nederland geldt een wachttijd van 4 weken voor het Janssen-vaccin en een wachttijd van 2 weken voor overige vaccins. Pas daarna geeft de vaccinatie voldoende bescherming tegen corona.
Gezette coronaprikken Het RIVM houdt in CIMS bij hoeveel coronaprikken GGD-priklocaties, de ziekenhuizen, de instellingen en de huisartsen hebben gezet. Maar de gegevens in CIMS zijn nog niet compleet, omdat huisartsen en instellingen een klein deel van de coronaprikken die zij hebben gezet nog niet hebben gemeld. Daarom toont het dashboard een berekening van het RIVM van het totaal aantal gezette coronaprikken.
Het RIVM maakt de berekening door te kijken naar hoeveel vaccins er zijn bezorgd bij priklocaties. Het RIVM gaat uit van 6,9 doses per flesje voor BioNTech/Pfizer, 10 per flesje Moderna, 11 per flesje AstraZeneca en 5 per flesje Janssen. Voor sommige vaccins kunnen dit andere hoeveelheden zijn dan de fabrikant aangeeft. Het RIVM houdt in de berekende aantallen rekening met 1% verspilling. Bij een deel van de prikken die door de GGD’en zijn gezet, staat in CIMS niet vermeld met welk vaccin dit is gedaan. Deze prikken zijn niet meegerekend in de grafiek.
Vanaf 6 juli 2022 heeft het RIVM de leeftijdsgroepen voor het monitoren van de vaccinatiecampagne aangepast. Hierdoor zijn de groepen die in aanmerking komen voor bijvoorbeeld een herhaalprik beter te volgen. Voorbeeld: de leeftijdsgroep 61-70 is veranderd in de groep: 61-69 jaar.
Correctie aantal mensen basisserie afgerond Vanaf 11 november 2021 worden mensen die corona hebben gehad en één prik meegeteld in het aantal mensen dat de basisserie coronaprikken heeft gehad in de grafiek ‘Gevaccineerde mensen’.
Vaccinatiegraad
Nieuwe rekenmethode RIVM Het RIVM publiceert sinds 19 januari 2021 een wekelijkse update met cijfers over het aantal gevaccineerden in Nederland. De vaccinatiecijfers werden voorheen gebaseerd op het aantal prikken dat de GGD heeft geregistreerd in het registratiesysteem CoronIT. Dit aantal werd aangevuld met het aantal vaccins dat is geleverd aan huisartsen, ziekenhuizen en instellingen (dus andere uitvoerders dan de GGD).
De vaccinatiegraad op basis van deze geleverde vaccins moest tot 24 mei 2022 geschat worden. Dat komt omdat de registraties niet helemaal volledig waren. Het RIVM kan de vaccinatiegegevens nu beter berekenen. In de nieuwe methode wordt het landelijk COVID-vaccinatie Informatie- en Monitoringsysteem (CIMS) als basis gebruikt voor de vaccinatiecijfers. Het RIVM vult de geregistreerde vaccinaties in CIMS aan met GGD-vaccinatiegegevens die niet in CIMS staan. Voor de andere uitvoerders wordt deze aanvulling berekend op basis van de GGD gegevens. Daarbij houden we er rekening mee dat één prik na een coronabesmetting ook geldt als een afgeronde basisserie.
Hiernaast gebruikt het RIVM nu actuelere bevolkingscijfers. Tot 24 mei 2022 rekende het RIVM met bevolkingscijfers van 1 januari 2020. Dat kwam overeen met hoe het European Centre for Disease Control (ECDC) werkte met bevolkingscijfers. Nu worden de cijfers per kwartaal geactualiseerd door het RIVM. Ook telt het RIVM gevaccineerde mensen die zijn overleden of geëmigreerd, niet meer mee. Hierdoor moest de vaccinatiegraad van de Nederlandse bevolking iets naar beneden worden bijgesteld.
De vaccinatiecijfers vallen vooral lager uit omdat overleden en geëmigreerde personen niet meer meetellen, en omdat de bevolkingsgegevens zijn geactualiseerd. De nieuwe rekenmethode, waarbij geen schatting meer wordt gebruikt op basis van prikken die zijn geleverd aan ziekenhuizen, instellingen en huisartsen, hebben minder invloed.
De rekenmethode van het RIVM voor wat betreft de bevolkingscijfers, heeft gevolgen voor de grafieken ‘Vaccinaties door de tijd heen’ op het Coronadashboard. Deze grafiek laat het aantal prikken zien in het verleden. Omdat het RIVM de cijfers met terugwerkende kracht aanpast, per 1 januari 2020, wijken de nieuwe cijfers van het RIVM af van deze grafiek. Daarom wordt de grafiek per 24 mei 2022 op dit moment niet bijgewerkt.
Vaccinatiegraad Janssen-vaccin Mensen die een coronabesmetting hebben doorgemaakt en één coronaprik (anders dan Janssen) hebben gehad, tellen vanaf 22 september 2021 mee als 'basisserie prikken gehad' in de cijfers per gemeente en per leeftijdsgroep. Hierdoor stegen de cijfers per die datum. Daarnaast is op dezelfde datum een aantal prikken met het Janssen-vaccin die te veel waren meegeteld, uit de data gehaald. Daardoor daalde de vaccinatiegraad per leeftijdsgroep enigszins.
Verbeterde data De GGD heeft geannuleerde of mislukte vaccinaties uit de data verwijderd. Ook heeft de GGD correcties doorgevoerd bij coronaprikken die met verschillende type vaccins zijn gezet. Ongeveer 160.000 coronaprikken zijn uit de dataset verwijderd. In de verbeterde dataset zijn de cijfers tot 9 augustus 2021 verwerkt. Dit is op 10 augustus 2021 op het dashboard bijgewerkt.
Actualisatie vaccinatiegegevens juli 2022 Eenmaal per kwartaal worden de nieuwste bevolkingsgegevens gebruikt voor de rapportage. Voor de rapportage van medio juli 2022 zijn de actuele bevolkingsgegevens van juli 2022 gebruikt. Ook zijn de leeftijdsgroepen aangepast en de berekening van leeftijd is aangepast naar 2022 min geboortejaar. Deze aanpassingen zorgen ervoor dat de vaccinatiegraden iets lager worden. De vaccinatiegraad van de basisserie neemt door de aanpassingen af met 1%.
Gezette coronaprikken Vanaf 11 november 2021 kan bij coronaprikken die gezet worden door andere uitvoerders dan de GGD (bijvoorbeeld instellingen of ziekenhuizen), niet meer ingeschat worden hoeveel vaccins er zijn toegediend voor een 1e of 2e coronaprik. De reden hiervoor is dat de schatting van het aantal toegediende 1e en 2e prikken gebaseerd wordt op het aantal uitgereden vaccins (doses geleverd aan huisartsen). Bij de uitgereden vaccins wordt geen onderscheid gemaakt tussen de vaccins voor de 1e en 2e prikken en de vaccins die gebruikt worden voor de boosterprik. Er wordt daarom aangenomen dat er door overige uitvoerders vanaf 11 november 2021 geen 1e en 2e prikken meer worden toegediend.
Hoe komen de cijfers tot stand? Het RIVM laat elke drie weken met een enquête onderzoeken in hoeverre mensen de coronaregels volgen en steunen. Het RIVM gebruikt de woorden 'naleving en draagvlak voor de gedragsregels'; op ons dashboard gebruiken wij de woorden 'coronaregels volgen en steunen'. Aan het RIVM-onderzoek ‘Naleving van en draagvlak voor de basis gedragsregels’ doen ongeveer 5000 mensen van 16 jaar en ouder mee.
Veranderingen in de cijfers Vanaf meetronde 12 van het onderzoek (11-17 mei) heeft het RIVM de vragen over twee coronaregels aangepast.
Avondklok De avondklok is op 28 april 2021 afgeschaft. Het RIVM meet het volgen en steunen van deze coronaregel daarom ook niet meer. Op het dashboard tonen we cijfers over de avondklok tot 26 april.
Blijf thuis bij klachten Tot en met meetronde 11 (11-17 mei) kon het voorkomen dat het RIVM ten onrechte een aantal mensen optelde bij de groep die geen gehoor gaf aan de coronaregel 'blijf thuis bij klachten'. Dit waren de mensen die COVID-achtige klachten hadden en naar buiten gingen, maar pas nadat ze negatief waren getest. Ook kon het voorkomen dat mensen om een (dringende) medische reden naar buiten gingen zonder eerst negatief getest te zijn. Mensen die dat deden, voldoen wel aan de coronaregel, ondanks dat zij niet thuisbleven. Vanaf meetronde 12 heeft het RIVM de meting daarom aangepast.
Omdat het RIVM de vraag heeft aangepast, tonen we op het dashboard alleen de data op basis van de nieuwe vraagstelling. De oude data staan nog wel in de open data van het RIVM.
Werk volledig thuis als dat kan De coronaregel ‘werk volledig thuis als dat kan’ is in meetronde 14 (29 juni - 5 juli 2021) en meetronde 15 (13-19 juli 2021) niet gemeten, omdat de maatregel tijdelijk was afgeschaft. Vanaf meetronde 16 (3-9 augustus 2021) is de coronaregel weer gemeten. De coronaregel ‘werk volledig thuis als dat kan’ is vanaf meetronde 19 (5 – 11 oktober 2021) aangepast naar ‘werk thuis als het kan, en op kantoor als het moet’, omdat de maatregel is aangepast. Op het dashboard is dit ingekort in: 'werk thuis als het kan'.
Houd 1,5 meter afstand De coronaregel ‘houd 1,5 meter afstand’ is vanaf meetronde 19 (5 – 11 oktober 2021) aangepast naar ‘afstand houden’, omdat de maatregel is aangepast. Het is vanaf 25 september 2021 niet meer verplicht om 1,5 meter afstand te houden, maar het is nog wel een advies.
Vermijd drukke plekken De coronaregel ‘vermijd drukke plekken’ is vanaf meetronde 19 (5 - 11 oktober 2021) niet meer gemeten, omdat de maatregel per 25 september 2021 is afgeschaft.
Zorg voor voldoende frisse lucht in huis De coronaregel ‘zorg voor voldoende frisse lucht in huis’ is een nieuwe basisregel, die vanaf meetronde 19 (5 - 11 oktober 2021) is toegevoegd aan de lijst met coronaregels.
Het coronavirus heeft een endemische fase bereikt en de GGD teststraten zijn per 17 maart 2023 gesloten. Daardoor wordt de data vanaf 4 april 2023 niet meer bijgewerkt. De pagina Positieve testen is gearchiveerd.
Waar komen de cijfers vandaan?
De cijfers over het aantal positief geteste mensen komen van het RIVM. Deze data zijn beschikbaar als open data. Het RIVM levert ook de cijfers over leeftijden van positief geteste personen aan als open data.
Aantal positieve testen Het gaat om het aantal positief geteste mensen die aan het RIVM gemeld zijn in de afgelopen 24 uur, tot 10.00 uur op de dag van publicatie van het cijfer. De gebruikte datum is de datum van melding door de GGD bij het RIVM. Dat is dus niet hetzelfde als de datum waarop mensen zijn getest. De gegevens betreffen de dag waarop de test plaatsvond. Testuitslagen zijn bekend na gemiddeld 1 of 2 dagen.
Artsen en laboratoria moeten besmettingen met infectieziekten melden bij de GGD. Particuliere organisaties en individuen nemen echter ook tests af. De uitslagen hiervan worden niet altijd bij de GGD gemeld of de melding telt niet mee omdat de gebruikte test niet voldoet aan de normen van het RIVM. Commerciële testers zijn wel verplicht positieve testgevallen te melden aan de GGD. Het (dagelijks) aantal besmettingen dat we op het dashboard tonen geeft dus geen compleet beeld.
Voor het berekenen van het percentage positief geteste mensen wordt alleen gekeken naar de tests die via de GGD plaatsvinden en waarvan de testuitslag bekend is. We berekenen het zevendaags gemiddelde van de testuitslagen van tests die zijn afgenomen tot en met twee dagen geleden. Tests die daarna zijn afgenomen, worden niet meegenomen in de berekening omdat het tijd kost voordat de uitslag van een test binnen is. Zo weten we dat de meeste testuitslagen binnen zijn en het percentage positieve tests de juiste verhouding weergeeft.
Het doorgeven van cijfers is deels mensenwerk. Het komt voor dat op het moment dat het RIVM de balans opmaakt over het laatste etmaal, nog niet alle besmettingen goed zijn doorgegeven door de GGD’en. Ontbrekende meldingen worden dan later alsnog doorgegeven. Het ontbreken van meldingen of het vertraagd doorgeven van meldingen kan het dagelijkse beeld vertekenen. Het voortschrijdende gemiddelde filtert dit soort fluctuaties eruit en geeft daarom vaak een beter beeld.
Om gemeenten met elkaar te kunnen vergelijken, kijken we hoeveel positieve testen er zijn per 100.000 mensen over de afgelopen 7 dagen. Uitleg over deze berekeningen zijn te vinden onder de kop Algemeen in deze Cijferverantwoording.
Leeftijdsgroepen De cijfers over leeftijden van positief geteste personen komen uit een andere databron dan de cijfers over positieve testen, omdat in de dataset over positieve testen geen leeftijden staan. In de twee datasets worden verschillende datums gebruikt.
De gebruikte datums in het bestand met de leeftijden zijn: • de eerste ziektedag • als dat niet bekend is: de dag van de (eerste) positieve laboratoriumuitslag • als dat ook niet bekend is: de dag waarop de melding bij de GGD binnenkwam
Het bestand over positieve testen gebruikt de datum van melding door het RIVM. Deze datum ligt per positieve testuitslag meestal verder in de toekomst dan de datums die in het bestand met de leeftijden staan. Daarnaast zijn er positieve testuitslagen van mensen waarvan de leeftijd onbekend is. Er zijn daarom verschillen tussen de grafiek voor het absolute aantal positief geteste personen en de grafiek met de leeftijden van positief geteste personen.
De grafiek toont gemiddelden over de afgelopen 7 dagen. Om leeftijdsgroepen met elkaar te kunnen vergelijken, berekenen we aantallen per 100.000 mensen.
Groeigetal Het Groeigetal (of G-getal) geeft de procentuele ontwikkeling van het aantal positieve tests in de afgelopen 7 dagen ten opzichte van het aantal positieve tests in de 7 dagen ervoor. Voor de berekening van het Groeigetal moeten cijfers beschikbaar zijn van 14 rapportagedagen (de afgelopen 7 dagen + de 7 dagen ervoor).
De historie van het Groeigetal wordt dagelijks opnieuw berekend door het Ministerie van VWS op basis van de data van het RIVM, zodat eventuele correcties vanuit het RIVM op aantallen positieve tests verwerkt zijn in het historische verloop van het Groeigetal. De berekening van het Groeigetal sluit aan bij de methode die door Stichting IPSE Studies wordt gehanteerd. Het Groeigetal is geïntroduceerd door de Volkskrant.
Aanpassingen en correcties
Het RIVM kan met terugwerkende kracht correcties uitvoeren op eerder gepubliceerde cijfers. Deze correcties komen dan in het open databestand te staan en worden overgenomen door het dashboard. Het databestand registreert op niveau van veiligheidsregio en gemeente. Om tot landelijke gegevens te komen tellen we alle meldingen bij elkaar op. In het aanleverbestand wordt voor sommige meldingen de gemeente en/of veiligheidsregio niet vermeld, omdat die gegevens ontbreken. Die kunnen dan niet op dat niveau worden getoond, maar wel op landelijk niveau.
11 april 2022 Per 11 april 2022 hoeft niet iedereen meer naar de GGD voor een bevestigingstest. Doelgroepen die zich wel kunnen laten testen zijn onder meer zorgmedewerkers en bewoners van verpleeghuizen. Hierdoor valt na 11 april 2022 het aantal testers dat naar de GGD gaat na een positieve zelftest, lager uit.
7 september 2021 Op 7 september 2021 hebben we een extra melding toegevoegd in de grafiek "Percentage GGD positieve testuitslagen, in de tijd". Het percentage positieve testen is niet meer eenduidig en eenduidig te interpreteren en te vergelijken in de tijd. Dit komt onder andere door een recente toename van het testen op inlooptestlocaties zonder afspraak voor studenten tijdens introductieweken, het testen van terugkerende reizigers en het testen ter bevestiging na een positieve zelftest.
1 juli 2021 Vanaf 1 juli 2021 kunnen ook mensen die van plan zijn naar het buitenland te reizen zich laten testen bij testcentra van de GGD. Voor 10 augustus 2021 werden de testresultaten van deze mensen opgenomen in dezelfde dataset als de resultaten van mensen die zich om andere redenen laten testen door de GGD. Met ingang van 10 augustus 2021 tellen de testresultaten van reizigers niet meer mee. Zo'n 200.000 testresultaten zijn uit de dataset verwijderd. De cijfers op het dashboard over de periode tussen 1 juli en 10 augustus 2021 zijn hierop aangepast. Hierdoor is het percentage positieve testuitslagen in die periode hoger dan eerder aangegeven. De stijging is 2 tot 3 procentpunten, afhankelijk van de dag.
Vanaf 1 januari 2023 wordt er geen aanvullende informatie meer van mensen met een positieve coronatestuitslag verzameld. Deze informatie werd door de GGD’en verzameld en was een belangrijke informatiebron in een eerder stadium van de COVID-19 pandemie.
Ondertussen zijn er andere monitoringsinstrumenten en informatiebronnen (zoals Infectieradar, rioolwater- en kiemsurveillance en ziekenhuisregistraties) belangrijk geworden of verder ontwikkeld.
De data van het CBS wordt nog steeds bijgewerkt op de actuele Sterfte pagina. Dit blijft tijdig inzicht geven in trends in de totale sterfte en wordt wekelijks gerapporteerd op ons dashboard.
Als de epidemiologische situatie verandert en extra databronnen nodig zijn, dan kunnen de GGD’en gevraagd worden om weer aanvullende informatie aanleveren.
Waar komen de cijfers vandaan?
Aantal overleden COVID-19-patiënten De cijfers over sterfte komen van het RIVM. Deze data is beschikbaar als open data.
Overleden COVID-19 patiënten per leeftijdsgroep De grafiek met de leeftijdsverdeling op landelijk niveau is gebaseerd op een open databestand van het RIVM.
Aantal overleden COVID-19-patiënten Het gaat om het aantal overleden COVID-19-patiënten dat gemeld is aan het RIVM in de afgelopen 24 uur. De getoonde datum is de datum van melding door de GGD bij het RIVM. Dat is dus niet hetzelfde als de datum waarop mensen zijn overleden. Het werkelijke aantal overleden COVID-19-patiënten is hoger dan het aantal overleden personen gemeld door het RIVM, omdat er geen meldingsplicht geldt voor overlijden aan COVID-19.
Overleden COVID-19 patiënten per leeftijdsgroep Iedereen onder de 50 jaar wordt in dezelfde leeftijdsgroep geplaatst, omdat die gegevens vanwege de kleine aantallen te herleiden zijn naar individuen, in combinatie met de uitsplitsing van COVID-19-sterfte op het dashboard.
Vanaf 1 januari 2023 wordt er geen aanvullende informatie meer van mensen met een positieve coronatestuitslag verzameld. Deze informatie werd door de GGD’en verzameld en was een belangrijke informatiebron in een eerder stadium van de COVID-19 pandemie.
Ondertussen zijn er andere monitoringsinstrumenten en informatiebronnen (zoals Infectieradar, rioolwater- en kiemsurveillance en ziekenhuisregistraties) belangrijk geworden of verder ontwikkeld.
De pagina Gehandicaptenzorg wordt niet meer bijgewerkt. Beschikbare informatie zal geplaatst worden op een nieuwe pagina over kwetsbare groepen en 70-plussers.
Als de epidemiologische situatie verandert en extra databronnen nodig zijn, dan kunnen de GGD’en gevraagd worden om weer aanvullende informatie aanleveren.
Waar komen de cijfers vandaan? De cijfers over de gehandicaptenzorg zijn afkomstig van het RIVM. Het RIVM levert de cijfers aan als open data.
Hoe komen de cijfers tot stand? Positief geteste bewoners Sinds 1 juli 2020 registreren de GGD'en bij iedere melding of een nieuw besmette persoon een bewoner is van een gehandicaptenzorginstelling. Het RIVM merkt een persoon aan als een bewoner van een gehandicaptenzorginstelling als deze volgens de gegevens van het centrale administratiesysteem OSIRIS een bewoner is van een gehandicaptenzorginstelling. Als niet bekend is of een persoon in een gehandicaptenzorginstelling woont, dan telt het RIVM de persoon mee als bewoner als deze voldoet aan een van de volgende voorwaarden:
De persoon is geen zorgmedewerker en de locatie van de besmetting is een 'gehandicaptenzorginstelling'.
De persoon is geen zorgmedewerker en kan op basis van de inhoud van vrije tekstvelden gelinkt worden aan een gehandicaptenzorginstelling.
Locaties Met locaties bedoelen we de 2586 gehandicaptenzorglocaties die volgens Zorgkaart Nederland bekend zijn als woning voor personen met een beperking in Nederland. Het RIVM heeft het totaal aantal locaties per veiligheidsregio aangeleverd. Locaties met dezelfde postcode rekent het RIVM tot één locatie. Het RIVM volgt hierbij dezelfde logica als bij het bepalen van het aantal besmette locaties. Het totaal aantal locaties per veiligheidsregio is nodig om het percentage besmette locaties te berekenen. Voor het landelijke totaal van locaties tellen we de totalen van alle veiligheidsregio's bij elkaar op.
Overleden bewoners Het aantal overleden bewoners van een gehandicaptenzorglocatie tonen we op basis van de datum van overlijden. Deze datum is echter niet altijd bekend. Als dit zo is, dan tonen we deze gevallen niet op het dashboard.
Gemiddelde over 7 dagen In de grafiek over het aantal positief geteste bewoners en in de grafiek over het aantal overleden bewoners tonen we ook een gemiddelde over 7 dagen.
Veranderingen in de cijfers Voor meldingen van positief geteste bewoners zonder vermelde eerste ziektedag wordt door het RIVM een berekende eerste ziektedag vastgesteld. Vanaf 16 juli 2021 is deze rekenmethode aangepast. De cijfers van het aantal besmette locaties zijn met terugwerkende kracht aangepast op het dashboard.
Vanaf november 2021 wordt vanwege afgeschaald Bron- en Contactonderzoek niet standaard nagevraagd of personen in een instelling wonen. Voor gehandicaptenzorginstellingen is het niet goed mogelijk om op basis van andere gegevens (zoals postcode en leeftijd) te bepalen of iemand een bewoner hiervan is. Om deze reden zijn de cijfers niet realistisch.
Per 1 januari 2023 wordt bij een positieve testuitslag niet meer bijgehouden of een 70-plusser thuiswonend of een bewoner van een verpleeghuis is.
Deze informatie werd door de GGD’en doorgegeven en was een belangrijke informatiebron in een eerder stadium van de COVID-19 pandemie.
Ondertussen zijn er andere monitoringsinstrumenten en informatiebronnen (zoals Infectieradar, rioolwater- en kiemsurveillance en ziekenhuisregistraties) belangrijk geworden of verder ontwikkeld.
Vanaf 10 januari 2023 worden positief geteste 70-plussers wel gerapporteerd als bewoner van een verpleeghuis mits de postcode van deze persoon overeenkomt met de locatie van een verpleeghuis. Deze informatie zal geplaatst worden op een nieuwe pagina over kwetsbare groepen en 70-plussers.
Het aantal positieve testuitslagen per leeftijdsgroep en 70-plussers blijft bijgewerkt worden op de pagina Positieve testen.
Als de epidemiologische situatie verandert en extra databronnen nodig zijn, dan kunnen de GGD’en gevraagd worden om weer aanvullende informatie aanleveren.
Waar komen de cijfers vandaan? De cijfers over thuiswonende 70-plussers zijn afkomstig van het RIVM. Het RIVM levert de cijfers aan als open data.
Hoe komen de cijfers tot stand? Het RIVM baseert zich op testresultaten en sterfgevallen die de GGD'en bij het RIVM melden. Bij een positieve testuitslag registreren de GGD'en (onder meer) hoe oud iemand is en of de persoon in een verpleeghuis of een instelling voor gehandicaptenzorg woont. Het RIVM bepaalt het aantal (nieuwe) besmettingen van thuiswonenden van 70 jaar of ouder door het totaal aantal (nieuwe) besmettingen in de leeftijdsklasse 70 jaar of ouder vast te stellen en deze te verminderen met het aantal besmettingen:
onder bewoners van een instelling
onder mensen die werkzaam zijn in de zorg
onder mensen die via hun postcode gelinkt kunnen worden aan een verpleeghuis of een locatie voor gehandicaptenzorg
onder mensen die op basis van de locatie van besmetting gelinkt kunnen worden aan een verpleeghuis of een locatie voor gehandicaptenzorg
Het aantal overleden personen tonen we op basis van de datum van overlijden. Deze datum is echter niet altijd bekend. Als dit zo is, dan tonen we deze gevallen niet op het dashboard.
Aantal positief geteste 70-plussers per 100.000 Om groepen mensen met elkaar te kunnen vergelijken, rekenen we sommige cijfers om naar cijfers per 100.000 mensen. Zo ook voor thuiswonenden van 70 jaar en ouder. Het CBS houdt bij hoeveel personen van 70 jaar of ouder in een particulier huishouden woont ('StatLine - Huishoudens; personen naar geslacht, leeftijd en regio, 1 januari' (cbs.nl)). Het gaat in totaal om circa 2,3 miljoen personen in heel Nederland.
Gemiddelde over 7 dagen In de grafiek over het aantal positief geteste 70-plussers en in de grafiek over het aantal overleden 70-plussers tonen we ook een gemiddelde over 7 dagen.
Bron- en contactonderzoek afgeschaald Bij een positieve coronatest voerde de GGD tot eind 2021 bron- en contactonderzoek uit. De GGD nam contact op met de besmette persoon om uit te zoeken waar deze mogelijk besmet was geraakt, en om na te gaan met wie deze contact had gehad. Het bron- en contactonderzoek is in het najaar van 2021 afgeschaald. Daardoor zijn er steeds minder gegevens beschikbaar en wordt de pagina Bron- en contactonderzoek niet meer geüpdatet. De kaarten op deze pagina boden gegevens over het bron- en contactonderzoek in de veiligheidsregio’s tot 15 mei 2022.
Waar komen de cijfers vandaan? Het RIVM leverde de cijfers aan als open data.
Hoe komen de cijfers tot stand? GGD’en voerden het bron- en contactonderzoek (BCO) uit bij mensen met een positieve testuitslag. Hierbij onderzoeken de GGD’en onder andere in welke situatie iemand mogelijk besmet is. De GGD’en hebben 21 mogelijke situaties van besmettingen benoemd. Voor het overzicht op het dashboard, hadden we deze 21 situaties verdeeld over 8 categorieën. In onderstaand overzicht staan de acht categorieën met de situaties die onder de betreffende categorie vallen.
Aanpassingen in de cijfers Vanaf 5 november 2021 werkten GGD’en met een nieuwe vorm van bron- en contactonderzoek: BCO op maat. Met BCO op maat kwam het vaker voor dat er genoeg informatie beschikbaar was om op het dashboard de mogelijke situaties van besmetting te tonen.
Net als in de ‘oude’ systematiek, kent ook BCO op maat een fasemodel. Dit hield in dat als er veel besmettingen waren, het BCO naar een andere fase ging en op een minder uitgebreide manier werd uitgevoerd. Bij BCO op maat werkte de GGD met de kleurcodes groen, oranje en rood. In fase groen werd BCO op maat volledig uitgevoerd. Oranje hield in dat BCO op maat beperkt werd uitgevoerd. In fase rood werd degene die positief getest is, alleen gebeld met de uitslag en geen verdere gegevens.
In tegenstelling tot bij de oude systematiek, was het zo dat als een van de 25 GGD-regio's in fase groen of oranje zat, er voldoende gegevens beschikbaar waren om informatie over BCO op het dashboard te kunnen tonen.
De app CoronaMelder is in 2020 ontwikkeld om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. De app stuurt gebruikers een waarschuwing wanneer zij langere tijd in de buurt zijn geweest van iemand die positief is getest.
Waar komen de cijfers vandaan? De cijfers over de CoronaMelder-app komen van het ministerie van VWS. Deze data zijn beschikbaar als open data.
Hoe komen de cijfers tot stand? Waarschuwingen voor besmetting Op het dashboard laten we zien hoeveel (positief geteste) gebruikers van CoronaMelder andere app-gebruikers hebben gewaarschuwd dat zij mogelijk besmet zijn geraakt. Dit cijfer komt uit de statistieken van het GGD-portaal.
Aantal downloads Ook laten we zien hoeveel mensen de CoronaMelder-app hebben gedownload. Dit cijfer is een optelsom van de dagelijkse downloadstatistieken uit:
Google Play Store (Android)
App Store Connect (iOS)
AppGallery Connect (Huawei)
CoronaMelder-app gestopt per 22 april 2022 Vanaf februari 2022 zijn veel maatregelen afgeschaft. Zo hoef je niet meer thuis te blijven wanneer je in de buurt bent geweest van iemand met corona en hoef je een positieve zelftest niet meer te laten bevestigen bij de GGD. Daarom is het nut van de CoronaMelder sterk verminderd.
De app stopt dan ook vanaf 22 april 2022. De app wisselt geen gegevens meer uit met andere gebruikers van de CoronaMelder en ook niet met notificatie-apps uit andere EU-landen. De app kan weer geactiveerd worden als de ontwikkeling van het coronavirus daarom vraagt.
Leveringen en voorraden vaccins & vaccinatiebereidheid#
Waar kwamen de cijfers vandaan? Gegevens over de leveringen en de voorraad zijn afkomstig van het RIVM. Deze gegevens zijn niet beschikbaar als open data.
De cijfers over vaccinatiebereidheid kwamen uit het gedragsonderzoek van het RIVM. Het RIVM leverde deze cijfers aan als open data.
Hoe zijn de cijfers tot stand gekomen? Leveringen Het dashboard toont in de grafiek ‘Leveringen’ de vaccins die Nederland krijgt. Het RIVM gaat uit van 6,9 doses per flesje voor BioNTech/Pfizer, 10 doses per flesje voor Moderna, 11 doses per flesje voor AstraZeneca en 5 doses per flesje voor Janssen. Voor sommige vaccins kunnen dit andere hoeveelheden zijn dan de fabrikant aangeeft.
In deze cijfers tellen ook de vaccins voor Caribisch Nederland mee en de vaccins die Nederland doneert aan andere landen.
Voorraad per type vaccin Het dashboard toont in de grafiek ‘Voorraad per type vaccin’ de totale en de beschikbare voorraad per type vaccin bij de centrale opslaglocatie. De totale voorraad bevat de beschikbare en de nog niet beschikbare voorraad. De nog niet beschikbare voorraad zijn de vaccins die nog gecontroleerd moeten worden.
De omvang van de voorraden fluctueert. Vlak na een nieuwe levering is de totale voorraad van een vaccin relatief hoog, vlak voor de volgende levering uit controle komt, is de beschikbare voorraad lager.
In deze cijfers tellen ook de vaccins voor Caribisch Nederland mee en de vaccins die Nederland doneert aan andere landen.
Vaccinatiebereidheid De cijfers zijn een optelsom van deelnemers aan het gedragsonderzoek die al gevaccineerd zijn en deelnemers die gevaccineerd willen worden. In het gedragsonderzoek krijgen mensen de vraag of zij een uitnodiging hebben gehad voor vaccinatie. Het percentage op het dashboard bij ‘vaccinatiebereid of al gevaccineerd’ bestaat uit de som van vier antwoordcategorieën, namelijk: 1) uitnodiging ontvangen en al gevaccineerd, 2) uitnodiging ontvangen en afspraak gemaakt, 3) uitnodiging ontvangen en van plan afspraak te maken, en 4) nog geen uitnodiging ontvangen maar wil wel gevaccineerd worden.
De deelnemers aan het onderzoek zijn een zo goed mogelijke afspiegeling van de bevolking. Het is echter bekend dat bepaalde groepen niet goed vertegenwoordigd zijn in het onderzoek, zoals mensen met een migratieachtergrond. Bij deze groepen is de vaccinatiebereidheid lager. Als deze groepen wel goed vertegenwoordigd zouden zijn in het onderzoek, zouden de cijfers volgens het RIVM waarschijnlijk iets lager zijn.
Veranderingen in de cijfers Tot en met ronde 11 van het gedragsonderzoek (gehouden van 20 t/m 26 april) werd onderzoek gedaan naar de vaccinatiebereidheid van mensen die nog geen uitnodiging hadden gehad voor vaccinatie. Alleen mensen die nog geen uitnodiging hadden gehad, kregen de vraag of zij een prik willen hebben tegen COVID-19. Omdat steeds meer mensen een uitnodiging hebben gehad, levert deze vraagstelling na verloop van tijd een vertekend beeld op.
Vanaf ronde 12 (gehouden van 11 t/m 17 mei) is de vraagstelling daarom aangepast zoals hierboven beschreven onder ‘Hoe komen de cijfers tot stand?’.
De uitkomsten van de onderzoeken kunnen verschillen. Dit komt onder andere doordat het RIVM in het gedragsonderzoek alleen de mensen meetelt die duidelijk ‘ja’ antwoorden op de vraag of ze een prik willen krijgen, terwijl andere onderzoeken ook alle mensen meetellen die ‘waarschijnlijk wel’ een prik willen. Ook kan de datum van het onderzoek invloed hebben op de vaccinatiebereidheid, omdat de vaccinatiebereidheid verandert over tijd.
Waar kwamen de cijfers vandaan? De cijfers over het aantal besmettelijke mensen kwamen tot 9 juli twee keer per week (op dinsdag en vrijdag) van het RIVM. Deze data zijn beschikbaar als open data.
Hoe komen de cijfers tot stand? Als iemand het coronavirus oploopt, is deze persoon een tijd lang besmettelijk voor anderen. Hoe lang dit duurt, verschilt van persoon tot persoon. Het exacte aantal besmettelijke mensen is onbekend, maar het RIVM kan wel berekenen tussen welke waarden het zich waarschijnlijk bevindt. Dit cijfer wordt berekend op basis van de data uit het Pienter Corona-onderzoek en het aantal ziekenhuisopnames.
Aanpassingen in de cijfers Tussen 1 juni 2020 en 13 oktober 2020 werd dit cijfer berekend op basis van de data uit de eerste ronde van het Pienter Corona-onderzoek, het aantal ziekenhuisopnames en het aantal positieve testen. Vanaf 13 oktober wordt dit cijfer berekend op basis van de data uit de tweede ronde van het Pienter Corona-onderzoek en het aantal ziekenhuisopnames. In de tweede ronde van het Pienter Corona-onderzoek is een grotere groep mensen op een besmetting met het virus onderzocht. Ook is er meer inzicht gekregen of en hoe besmettelijk mensen zijn die besmet zijn met het coronavirus.
Vanaf 9 juli 2021 maakt het RIVM voorlopig geen berekening meer van het aantal besmettelijke mensen. Dit cijfer is gebaseerd op het aantal ziekenhuisopnames. Er zijn steeds meer mensen gevaccineerd en daardoor worden minder mensen in het ziekenhuis opgenomen. Het verschil tussen het aantal besmettingen onder de mensen en het aantal ziekenhuisopnames wordt steeds groter. Daarom wordt het aantal besmettelijke personen niet meer berekend.
Waar komen de cijfers vandaan? De cijfers over patiënten met COVID-19-achtige klachten bij huisartsen kwamen tot 1 september 2021 wekelijks op donderdag van het Nivel. Deze data zijn beschikbaar als open data.
Hoe kwamen de cijfers tot stand? Het Nivel ontving elke week gegevens over de zorg die huisartsen aan patiënten leverden, via een representatieve steekproef onder zo'n 350 huisartsenpraktijken in heel Nederland. Op basis hiervan berekende het Nivel het aantal patiënten met COVID-19-achtige klachten in de afgelopen week. Dit deed het Nivel op basis van diagnosecodes die de huisartsen aanvinken en aanvullende omschrijvingen die wijzen op COVID-19-achtige klachten. De diagnosecodes zijn:
acute infectie bovenste luchtwegen
andere infectie(s) luchtwegen
influenza
pneumonie
andere virusziekte(n)
andere infectieziekte
koorts
benauwdheid
hoesten
Om een grotere precisie te bereiken, berekende het Nivel elke week de cijfers van de voorgaande weken opnieuw. Het nam hierbij gegevens mee die pas later bekend werden.